Over Chet Baker (1929–1988) doen zo veel wilde verhalen de ronde, dat je bijna zou vergeten dat hij ook muzikale kwaliteiten bezat. De Amerikaanse trompettist had een bijzondere band met Nederland; hij verbleef hier graag, Baker stierf in Amsterdam en zijn belangrijkste biograaf is de Nederlandse journalist Jeroen de Valk. Dat Chet Baker zich regelmatig in Europa ophield, was omdat hij hier als muzikant de waardering kreeg die het Amerikaanse publiek niet meer kon of wilde opbrengen.

Chet Baker piano
Chet Baker piano

Bakers muzikale carrière begon veelbelovend. Vanaf de vroege jaren vijftig maakte hij deel uit van het Gerry Mulligan Quartet dat aan de Amerikaanse westkust de cool-jazz populair maakte (de melodieuze tegenhanger van de bebop uit New York). Toen Chet Baker later zijn eigen groep begon, ontdekte hij dat hij behalve trompetspelen ook kon zingen. ‘I Fall In Love too Easily’ bereikte de hitlijsten en op het toppunt van zijn roem nam Baker een album op met romantisch spelende strijkers.

Chet Baker
Chet Baker

In zijn biografie Deep In A Dream (2002) beschrijft de Amerikaanse journalist James Gavin Bakers neerwaartse spiraal sinds de jaren zestig, waarin Bakers drugsgebruik toenam en diens muzikale niveau daalde. Deze neergang zette zich volgens Gavin door tot en met 13 mei 1988, de dag waarop Baker een dodelijke val maakte vanuit een raam van het Amsterdamse Prins Hendrik Hotel. De Amerikaanse filmmaker Bruce Weber, die tijdens de laatste jaren van Bakers leven werkte aan de documentaire Let’s Get Lost, draagt diezelfde visie uit. De muziek in die documentaire is verre van volmaakt en Weber had een ongezonde voorkeur voor het filmen van situaties waarin Baker de weg kwijt was.

Jeroen de Valk Biography
Jeroen de Valk Biography

Jeroen de Valk stoort zich aan deze Amerikaanse vooringenomenheid. In zijn recent herziene en in het Engels vertaalde biografie Chet Baker, his life and music maakt hij duidelijk dat de zaken genuanceerder liggen. Ook na 1970 maakte Chet Baker – naast inderdaad veel rommel – verschillende uitstekende platen. Aan het eind van zijn boek classificeert De Valk Bakers 261 albums van absolute meesterwerken tot jammerlijk dieptepunten. Daarbij scoren Bakers latere albums als Live in Tokyo (1987, met pianist Harold Danko, bassist Hein Van Der Geyn en drummer John Engels) opmerkelijk hoog. Ook rekent De Valk af met enkele hardnekkige mythes rondom Baker zoals dat in Italië zijn gebit uit zijn mond zou zijn geslagen (in werkelijkheid betrof het slechts een gedeelte van een tand) en dat hij uit het Amsterdamse hotelraam zou zijn geduwd (zijn kamer was op slot en zijn bezittingen waren nog aanwezig).

Live in London
Live in London

De twee onlangs verschenen albums Live in London en At Onkel Pö’s Carnegie Hall tonen De Valks inhoudelijke gelijk aan. Live in London verschijnt zelfs voor het eerst. Bassist Jim Richardson nam de concerten die Chet Baker met zijn begeleidingsband maakte in de Londense Canteen in 1983 op. Met de techniek van vandaag is het mogelijk deze simpele opnames acceptabel te laten klinken. At Onkel Pö’s Carnegie Hall is een opgepoetste uitgave van een live-registratie in Hamburg uit 1979. Baker en zijn begeleiders overtuigen op beide albums met hecht samenspel en lyrische solo’s. Baker laat zijn fluwelen, herkenbare trompetspel horen, maar ook zijn breekbare, gender-neutrale stem. Baker oefende zelden toonladders, maar hij wist direct het hart van zijn luisteraars te raken. Dat wil zeggen: In Europa. Voor Amerikanen was hij niet entertaining genoeg.

Onkel Po
Onkel Po

Jeroen de Valk – Chet Baker, his life and music (Aspect Publishers, 2017) 314 blz.