Afgelopen weekend speelde Michiel Borstlap in Paradiso. Zijn pianomuziek was als een vredige haven in het drukke Amsterdam. Het publiek in het voormalige gebouw van de Vrijzinnige Gemeente was rustiger dan bezoekers tijdens een reguliere kerkdienst. Tien jaar geleden verliet Michiel Borstlap de hoofdstad en trok zich terug in een landelijk kasteel langs de Vecht.
De regen daalt gestaag neer over het telkens smaller wordende pad langs de Vecht. Een tractor passeert, de bestuurder steekt groetend zijn hand op. In Borstlaps knusse woonkamer staat de vleugel opgesteld waarmee hij zijn albums volspeelde. Als we even zwijgen is het werkelijk stil. ‘Ik moest Amsterdam een tijdje ontvluchten omdat het er te gezellig werd. Hier is niets te beleven dus studeer ik de hele dag. Mijn muziek bestaat voor het grootste deel uit improvisatie. Ik heb een klassieke opleiding gehad, die kant hoort ook bij me. In dit afgelegen oord speel ik steeds preciezer. Hier kan ik mijn touché en mijn techniek perfectioneren’, vertelt Borstlap.
Vanuit de woonkamer is door een glazen deur de opnamestudio te zien. De achterwand daarvan bestaat uit een Panorama Mesdagachtige reproductie van het interieur van het Amsterdamse Concertgebouw. ‘Zo kom ik in de juiste stemming’, verduidelijkt Borstlap. Samen met een geluidstechnicus legde de pianist zo’n duizenden uren muziek vast, als basis voor de soloalbums.
Borstlap trad enkele malen op in Blues Alley te Washington ‘Een mooie plek om te spelen, je voelt daar de historie van Art Blakey, Dizzy Gillespie, Wynton Marsalis en Eva Cassidy. Toch was het instrument waar ze me op lieten spelen slecht, vooral in de lagere regionen. Ik moest twee keer vijfenzeventig minuten vullen en ik kan je verzekeren dat dat een hele opgave is onder dergelijke omstandigheden. Harry Schnipper, de eigenaar van de club, was echter razend enthousiast en hij besloot dat hij voortaan mijn Amerikaanse zaken wilde behartigen. If Michiel were a drug he would be illegal, was zijn commentaar.’
Michiel Borstlap woonde enkele jaren in New York. Zijn bedrijf kreeg de naam van zijn toenmalige verblijfplaats Gramercy Park. Sprekend over de Verenigde Staten geneert Borstlap zich bijna voor zijn enthousiasme: ‘In Nederland is zoveel jaloezie. Amerikanen waarderen tenminste dat je je best doet om de top te bereiken. Ik zag op mijn hotelkamer in Washington op de tv een persconferentie vanuit het Witte Huis. Ik sprong meteen op mijn fiets omdat ik erbij wilde zijn. Vergelijk dat eens met Nederland waar niemand meer op of om kijkt als de minister-president voorbijloopt. Nederlanders willen altijd gelijk hebben. Als ze dat niet krijgen, beginnen ze hun eigen partij, stroming, krant of kerk. Zelfs in de jazz maakte je tot een jaar of vijftien geleden nog mee dat muzikanten niet door één deur konden. Toen Eric Vloeimans, Yuri Honing, Benjamin Herman en ik van het conservatorium kwamen, speelden we juist met iedereen. Weinig mensen begrepen dat en het leidde tot scheve gezichten. Voor mij is het vanzelfsprekend om samen te werken met drummer Han Bennink die uit de zogenaamd avant-gardistische hoek komt, maar net zo makkelijk met zangers en zangeressen als Edsilia Rombley, Trijntje Oosterhuis en Gino Vanelli die een veel breder publiek aanspreken. Mijn enige criterium is dat de muziek goed moet zijn.’
Al vanaf zijn eerste cd’s beweegt de pianist zich moeiteloos van Chopin, via Thelonious Monk naar eigentijdse beats. ‘Een deejay als Ronald Molendijk is eigenlijk ook een improviserend muzikant. Hij luistert naar wat ik doe en reageert daar op zijn manier op. Samen proberen we iets goeds neer te zetten. Als kind groeide ik op tussen de drie pilaren waar de muzikale kathedraal op rust: Bach, Queen en Miles Davis.’
Het kalme familieleven in Nigtevecht bevalt Michiel Borstlap. Hij ontdekte een pianostemmer in een onooglijke zaakje tegenover de plaatselijke bakker. ‘Ik heb zelden zo’n goede stemmer gehad.’ Ziet Borstlap zichzelf oud worden in het kasteel aan de Vecht? ‘Om eerlijk te zijn begint Nederland me te benauwen. Misschien vertrek ik over een tijdje naar Parijs of wellicht opnieuw naar New York.’ Terwijl de teleurstelling van zijn gezicht is af te lezen, wijst Michiel Borstlap naar een wandkast. ‘Zie je dat Gouden Kalf daar? Dat heb ik gewonnen dankzij de muziek die ik schreef voor de film Tiramisu van Paula van der Oest. Nu zullen de aanbiedingen wel binnenstromen, dacht ik nog naïef. Raad eens hoeveel? Geen enkele Nederlandse regisseur heeft contact met me opgenomen! Weet je wie wel hebben gebeld? De beroemde Amerikaanse filmmakers Spike Lee en Barry Alexander Brown. Of ik de muziek wil componeren voor hun nieuwe film Son of the South, over de opkomst van de Ku Klux Klan. Dat bedoel ik nou!’