Chet Baker bezorgde de hele zaal een brok in de keel

Op 13 mei 1988 stierf de Amerikaanse trompettist Chet Baker (1929 – 1988) na een val uit het raam van zijn hotelkamer aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam. Een dag later hoorde ik zijn muziek voor het eerst op de radio. Zijn gedempte trompetsolo klonk doorleefd en oprecht. Bakers androgyne zangstem bezorgde me koude rillingen: ‘I Fall In Love Too Easily’. Tijdens die drie en een halve minuut ontwaakte mijn liefde voor de jazz.

Chet Baker in zijn jonge jaren
Chet Baker in zijn jonge jaren

Zesendertig jaar later zag ik de opnieuw uitgebrachte, gerestaureerde film Let’s Get Lost (1988) waarin Baker in zijn nadagen werd gevolgd. Een twijfelachtig product, al lag dat niet aan de trompettist. Filmmaker Bruce Weber trok alles uit de kast om zijn hoofdpersoon loslippig te maken. Hij kocht voor kapitalen aan drugs, schonk Bakers wijnglas telkens bij en plaatste aan weerszijden van de musicus mooie, jonge modellen die dicht tegen hem aankropen. Toen dat allemaal niet hielp, liet hij de trompettist rondjes rijden in een botsautootje. De introverte Baker werd er niet spraakzamer van. Hij begon hooguit wat lijziger te praten. Met Bakers muziek had Weber geen enkele affiniteit. De filmmaker was vooral uit op sensationele verhalen. De door hem geïnterviewde vrienden, familieleden, medemuzikanten van Baker en zelfs Webers eigen medewerkers voelden zich na afloop ‘gebruikt’.

Chet in de film Let's Get Lost
Chet in de film Let’s Get Lost

Mede dankzij de iconisch geworden foto’s van onder meer William Caxton zag Chet Baker er in de jaren vijftig in zijn lichte kostuums uit als de ideale schoonzoon. De jonge Baker speelde cool jazz met vooral witte musici als baritonsaxofonist Gerry Mulligan. De westcoast-jazz uit Los Angeles was toegankelijker dan de snelle bebop die in New York gemaakt werd. Toen Baker ook nog eens ging zingen, vielen de Amerikaanse meisjes massaal voor hem. ‘My Funny Valentine’ werd een hit, in de ranglijsten werd Baker verkozen tot de beste trompettist en hij kreeg diverse filmrollen aangeboden.

Foto: William Caxton
Foto: William Caxton

In werkelijkheid is Baker nooit een ideale schoonzoon geweest. Hij rookte al marihuana tijdens zijn middelbare schooltijd. Hij voelde zich helemaal niet beter dan de zwarte jazzmuzikanten uit New York en wist dat hij hen schatplichtig was. Baker keek op tegen jazzvernieuwers Charlie Parker en Miles Davis en voelde zich vereerd toen hij met hen mocht samenspelen. Helaas nam hij niet alleen hun muzikale technieken over, maar kopieerde hij ook hun gebruik van zware opiaten. Dat Parker in 1955 op vierendertigjarige leeftijd overleed, schrok kennelijk niet voldoende af.

In datzelfde jaar trad Baker voor het eerst op in Nederland. Schrijver Remco Campert zag de trompettist in het Concertgebouw en was diep onder de indruk: ‘Je kon een stofje horen vallen. Toen hij ‘My Funny Valentine’ zong, was de hele zaal een grote brok in de keel.’ Het Britse muziekblad Melody Maker schreef over Bakers concert in Scheveningen: ‘Geen geschreeuw van een sensatiebelust publiek, maar diepe stilte gedurende de nummers en een warm applaus na afloop van elk stuk. Op het podium bleef ieder effectbejag achterwege. Chet en zijn mannen brachten hun muziek volkomen oprecht en met diepe ernst.’

Buitenopnames voor de film
Buitenopnames voor de film

Amerika kreeg genoeg van Baker, Europa ontving de bedachtzaam blazende musicus met open armen. Het verschil tussen het Amerikaanse en het Europese publiek blijkt uit de verschillende invalshoeken van twee Baker-biografieën. James Gavin schreef De lange nacht van Chet Baker (2003). Deze Amerikaanse biograaf trekt dezelfde conclusie als de film Let’s Get Lost: Baker was de eerste vijf jaar van zijn carrière interessant, daarna raakte hij aan de drugs en maakte hij geen platen meer van betekenis. Aan de muziek zelf maakt Gavin weinig woorden vuil, terwijl hij Bakers intraveneuze handelingen gedetailleerd beschrijft alsof hij de trompettist bij ieder toiletbezoek vergezelde.

Jeroen de Valk schreef in 2007 een herziene versie van zijn in 1989 verschenen biografie Herinneringen aan een lyrisch trompettist. De Valk moffelt Bakers verslavingsproblematiek niet weg, maar maakt die niet groter of interessanter dan die is. Volgens De Valk maakte Baker in zijn nadagen juist veel betere muziek dan in zijn vroegere jaren. Met minder noten, kon hij meer zeggen. De Valk geeft ook plausibel klinkende redenen waarom Baker in Amerika niet zo geliefd was: voor de behoudende jazzliefhebber was hij te introvert en bezat hij te weinig showbusinesskwaliteiten, voor vooruitstrevende muziekliefhebbers had hij in een periode van toenemend bewustzijn rond de roots van de jazz zijn huidskleur tegen.

Filmmaker Bruce Weber beweert dat de muziek die Baker speelde in zijn documentaire de laatste was die Chet vastlegde. In werkelijkheid nam de productieve trompettist daarna nog twintig albums op. Achter in zijn boek plaatste Jeroen de Valk een handig overzicht van de 250 platen die Chet Baker maakte en viste de krenten uit de pap.

Fragment Let's Get Lost
Fragment Let’s Get Lost

Een jaar voor zijn dood combineerde Baker tijdens optredens in Japan de kracht van zijn vroege jaren met de diepgang van de volwassenheid. Drummer John Engels (1935) was erbij en spreekt nog altijd geëmotioneerd over die tournee: ‘Door Chet ben ik anders over muziek gaan denken. Hij speelde met een intensiteit die je alleen bij de allergrootsten aantreft. Hij musiceerde met warmte en liefde. Als het goed ging, was ik de gelukkigste mens ter wereld.’

Chet Baker Sings
Chet Baker Sings

De Amerikaanse cooljazz-trombonist en schrijver Mike Zwerin (1930 – 2010), bleef een hardnekkige Bakerliefhebber. Hij omschreef het spel van zijn collega als volgt: ‘Chet Baker bereikte een plaats in onze geest waar muziek overgaat in religie. Andere trompettisten proberen je te overdonderen, zo snel mogelijk te spelen, al schetterend de muren van Jericho te laten instorten. Baker bouwde nieuwe muren. Hij had ze nodig als bescherming.’

N.a.v. Chet Baker – Let’s Get Lost, (120 minuten, 1988), Bruce Weber   

Albumaanraders:

The Best of Chet Baker Sings – Pacific, 1953-1956

Quartet – Pacific, 1956 

Chet Baker in Tokyo – Evidence, 1987

Foto van Johan Bakker

Johan Bakker

Music is the leitmotiv in Johan Bakker’s life. He was introduced to Debussy’s piano compositions before he was even born, and as a toddler he preferred singing songs to playing with toy cars. During a period of illness.. Read the full biography