Tot op de dag van vandaag kom je het werk van Keith Haring (1958 – 1990) overal tegen: van theekopjes en kleurboeken in museumwinkels tot sneakers en T-shirts bij H&M. Haring wilde dat zijn kunst toegankelijk was voor een zo groot mogelijk publiek. In zijn korte leven liet hij duizenden werken na, van albumcovers tot metershoge wandschilderingen. Zelfs de grauwe Berlijnse muur voorzag hij van een kleurige vredescollage.

Haring ontwikkelde zijn hoge werktempo in de New Yorkse metrostations, waar hij alert moest zijn vanwege arrestatiegevaar. Tijdens de crisisjaren in de vroege jaren tachtig bleven veel reclameborden in de wandelgangen en op de perrons onbenut. De door zwart papier afgeschermde, ingelijste rechthoeken vormden de ideale achtergrond voor Harings witte krijttekeningen. In de ondergrondse gangenstelsels creëerde hij zo zijn eigen herkenbare stijl. Terugkerende elementen daarin waren: blaffende honden, vliegende schotels, kruipende baby’s en dansende mensen. Muziek was de brandstof die zijn creatieve motor op gang bracht. Haring was een jazz-, soul- en hiphopliefhebber, in zijn atelier en op straat stond zijn gettoblaster altijd binnen handbereik.

Niet alleen de metroreizigers herkenden na een tijdje zijn werk, ook de befaamde New Yorkse galeriehouder Tony Shafrazi zag potentie in Harings street art. Al tijdens de eerste officiële expositie in Shafrazi’s Gallery in 1983 vroeg artistiek adviseur Pierre Keller van het Montreux Jazz Festival of Haring een festivalposter wilde ontwerpen. De productieve kunstenaar schilderde die in maar liefst drie verschillende versies.

Harings kleurige posters werden echte blikvangers in Montreux. De improviserend opgezette dansende figuren straalden precies de sfeer uit die dit multiculturele jazzfestival kenmerkte. Haring kwam ook persoonlijk langs in de aan het meer van Genève gelegen stad. Gewapend met kwast en verfpot betrad hij het podium, waar hij zich liet meevoeren door de muziek van Pino Daniela terwijl hij ritmisch de theaterpanelen beschilderde.

Zangeres, actrice en model Grace Jones introduceerde de kunstenaar in Paradise Garage, een club in Manhattan die veel werd bezocht door mensen met een Afro-Amerikaanse achtergrond. Veel eerder dan in andere uitgaansgelegenheden zorgden progressieve DJ’s daar voor interessante muzikale kruisbestuivingen. Haring was zo enthousiast over de open sfeer, dat hij de wanden van de club beschilderde en tevens aanbood om de wekelijkse flyers te ontwerpen.

Spraakmakend was Harings performance waarbij hij het lichaam van Grace Jones beschilderde. Vooraf bestudeerde hij foto’s van Masai-mannen die witte strepen trokken over hun huid. Haring noemde Jones na gedane arbeid ‘een vleesgeworden kunstwerk’.

In 1986 nodigde het Montreux Jazz Festival de kunstenaar nogmaals uit om een poster te ontwerpen, ditmaal in samenwerking met popart godfather Andy Warhol (1928 – 1987). Toen Pierre Keller op de afgesproken datum naar Amerika reisde om het resultaat te bekijken bleek er nog niets op het doek te staan. In allerijl werd Warhol opgetrommeld om een paar notenbalken te schilderen waar Haring ‘on the spot’ zijn mannetjes tussendoor liet dansen. Hoe jazz wil je het hebben? Ook dit ontwerp kreeg Keller in drie kleurvarianten mee. Op de terugweg ontdekte de artistiek adviseur dat de verbluffend geslaagde schilderijen nog niet gesigneerd waren. Een dag later stuurden Warhol en Haring hem alsnog hun handtekeningen toe.

Toen Haring in 1987 te horen kreeg dat hij besmet was met het AIDS-virus, wat destijds neerkwam op een doodvonnis, schakelde hij over naar een nog hoger tempo. Zijn nalatenschap bestaat uit vele ogenschijnlijk naïeve afbeeldingen waarin hij wezenlijke onderwerpen als racisme, oorlog, seks, leven en dood heeft neergezet. Krachtig en lichtvoetig tegelijk.