In 2020 verdween Ebba Åsman plotseling uit Rotterdam. Begin van dat jaar organiseerde jazzclub Bird een serie jamsessies rondom de Zweedse trombonist, maar de laatste avond kwam ze al niet meer opdagen. Åsman, die studeerde aan het Rotterdamse Codarts, had in het jaar daarvoor een flitsende start gemaakt: met haar band GreyHeads speelde ze op North Sea Jazz en de NPO maakte een documentaire over haar leven als muzikant. Zoom Out (2019) was haar indrukwekkende visitekaartje. Het hoogtepunt van dit debuutalbum, dat relaxed en opwindend tegelijk klonk, was het aan haar woonwijk opgedragen ‘Middelland’.

Terug in Zweden nam Åsman de EP Be Free op, waarop ze niet alleen trombone speelde maar tevens zong. Omdat van vrouwen in de muziek vaak verwacht wordt dat ze zangeres zijn, wilde ze eerst haar instrument tot in de perfectie beheersen, legde ze uit.

Voor het componeren van de muziek van haar onlangs verschenen When You Know, trok ze zich een maand terug in een afgelegen hut. Terwijl de buitentemperatuur daalde tot min 30 graden richtte ze zich volledig op het schrijven van nieuw materiaal, zonder daarbij te worden afgeleid door email, sociale media of nieuwsberichten. In een stijl die het midden houdt tussen de melodieuze weidsheid van Scandinavische jazz en de stuwende beats en de elektronische soundscapes uit bijvoorbeeld de Londense muziekscene staat Åsmans zangstem centraal op haar nieuwe album.

In Bird worden de Zweedse musici verwelkomd door een dertigkoppig publiek. In het openingsnummer ‘What I Want’ herhaalt Åsman telkens de veelzeggende regels ‘We all just want to come home’. De diepe bastonen komen uit een door Jessica Tjörnmark bespeelt Moog-keyboard. Drummer Sebastian Ågren houdt de zaak vanaf het begin volledig strak. Toetsenist Manne Skavenstedt legt lome akkoorden neer. Pas tijdens het tweede nummer zet Åsman haar opvallende zwarte trombone aan de lippen waardoor de muziek ineens een vrijer karakter krijgt.
De groep brengt vooral nummers van When You Know. Net als op dat album zingt Tjörnmark onnadrukkelijk een goed bij die van Åsman passende tweede stem. Voor When You Know vlocht de trombonist geïmproviseerde delen door haar eigen zangpartijen, maar daar waagt ze zich op het podium niet aan.

Net als je bedenkt dat de nummers wat veel op elkaar beginnen te lijken, brengt Ågren de muziek op stoom door stevig tekeer te gaan. Ook Skavenstedt kiest de vrijheid en Tjörnmark die haar Moog inruilt voor een elektrische basgitaar laat de grooves lekker golven. Als Åsman het effectpedaal van haar trombone inschakelt, lijken de hoogtijdagen van de jazzrock voor even te herleven.

Na een dik uur kondigt de bandleider haar laatste nummer aan: ‘Het is echt het laatste, want we doen niet aan toegiften,’ voegt ze daaraan toe. In het langzaam gespeelde ‘Power Through’ is Åsman op haar best. Dit in de vrieskou geschreven nummer getuigt van een warm hart en een open geest. De trombone brengt een uitnodigende, meeslepende melodie voort, gevolgd door de bezwerend gezongen woorden: ‘Together we’re stronger / together we’ll make it.’
Wie meer wil, mag in de rij staan voor de tafel waarachter Åsman tijdens het slotapplaus plaatsneemt: ‘Ik heb vanmiddag een mooie pen gekocht om mijn vinyl albums te kunnen signeren.’