Ons verblijf in Oostende eindigt abrupt. We hebben een mooie kamer op de hoogste verdieping van ons hotel. Boven het bed is een levensgrote reproductie aangebracht van het vrolijke Oostendse strandtafereel van James Ensor. Als we naar buiten kijken, zien we links de boulevard en de Kursaal. Iets verder naar rechts bevindt zich de art-deco-gevel van Hotel-Brasserie Du Parc. In de jaren dertig van de vorige eeuw ontmoetten beeldend kunstenaars, schrijvers en andere intellectuelen elkaar op die plek.

Recht voor ons ligt het Marie-Joséplein, genoemd naar de Belgische prinses die de uitdrukking ‘niet op één paard wedden’ ver doorvoerde: ze trouwde in 1930 met de Italiaanse kroonprins Umberto en had tevens een verhouding met de fascistenleider Benito Mussolini. Om de tien minuten rijdt de kusttram langs het plein.

Na een wandeling – dankzij een handige gezondheidsapp weet ik dat we 12,7 km in de benen hebben – willen we even uitblazen op onze kamer. Op de bovenste etage aangeland, kunnen we elkaar nauwelijks verstaan vanwege het allesoverheersende geluid dat geproduceerd lijkt te worden door twee parallelbediende drilboren. Ik probeer me af te sluiten van de herrie door middel van twee oorpluggen met muziek. Mijn reisgenoot kneed twee bolletjes wax en propt die diep in haar gehoorgang. We communiceren schriftelijk: ‘Het zal toch wel stoppen om 16 uur?’ vraagt mijn reisgenoot. Ik weet te weinig van de Belgische arbeidscondities om daar een zinnig antwoord op te kunnen geven.
Soms is het even stil en halen we opgelucht adem. Als om 16.15 uur de boren met hernieuwd elan het beton in drillen, spat mijn reisgenoot overeind. ‘Ik ga naar de receptie,’ zegt ze terwijl ze stampvoetend de kamer verlaat.
Tien minuten later komt ze hoofdschuddend terug. ‘Het kan wel tot zeven uur duren, mogelijk zelfs tot acht uur.’ We besluiten ergens een hapje te gaan eten. Verontwaardigd beschrijft mijn reisgenoot de reactie van de hotelmedewerker: ‘Ze haalde haar schouders op en zei: Allee, zo gaat dat in Oostende. Hier wordt voortdurend onaangekondigd onderhoud gepleegd aan gebouwen.’

Om de hoek van het hotel staat een hoogwerker en een grote bak met betonafval. De drilboren, die ieder in hun eigen frequentiegebied opereren, doen hun werk op het dak recht boven onze kamer.

Als we ‘s avonds terugkomen is het stil. Wel staan de spullen van de herriemakers klaar in afwachting van een volgende ronde.
De volgende ochtend worden we niet lang in spanning gehouden. Om 6.48 uur beginnen de boren boven ons hoofd te loeien en trilt het meubilair in de kamer. Het is zo absurd dat we erom moeten lachen. We waren van plan nog een dag te blijven, maar nu weten we het zeker: we gaan terug naar huis.