Bij het betreden van het Jopie Huisman-museum zie ik zijn in olieverf vereeuwigde lompen al hangen. Mijn geduld wordt op de proef gesteld door de dame achter de balie die me eerst nog van alles wil vertellen over een podcast naar aanleiding van drie verdwenen schilderijen, de werking van de audiotour, de mogelijkheid om te stemmen voor de promotie van een werk uit het depot naar de eregalerij in de kathedraal van Huismans kunst en het bekijken van een film over het leven van de Friese schilder, tekenaar een aquarellist.
Jopie Huisman (1922- 2000) was een artistieke laatbloeier. Pas na zijn scheiding in 1973 stortte hij zich op het vastleggen van kledingstukken die door zijn streekgenoten werden beschouwd als afdankertjes. Als voddenkoopman had hij oog gekregen voor details waaraan de meeste anderen voorbijgingen. Decennia voordat de rest van de wereld zich met duurzaamheid zou bezighouden gaf Huisman alledaagse gebruiksvoorwerpen al een tweede leven. In een versleten hemd, schoen of jas herkende hij de ziel van de vroegere bezitter. Iemands eerste en laatste paar schoenen verenigde hij op een doek, als in de jaarringen van een boom zag hij een heel leven voorbijtrekken in een 133 keer verstelde onderbroek. In het geval van een paar kinderschoenen ging het soms om vele generaties.
Net als zijn grote voorbeeld Vincent van Gogh had Jopie Huisman oog voor de verworpenen der aarde. In 1984 exposeerde galerie het Weefhuis in het Brabantse Nuenen enkele werken van Huisman samen met die van het door het leven gekwelde genie Van Gogh. Toen er bij de galerie werd ingebroken, gingen de dieven er niet met de Van Goghs vandoor, maar met drie doeken van Huismans. Het vervulde de Friese kunstenaar geenszins met trots, eerder met een onpeilbaar diep verdriet. Nooit meer mocht zijn werk elders worden tentoongesteld, reageerde Huisman.
Het leidde tot het inmiddels goedlopende museum in zijn geboorteplaats Workum. Tijdens de opening in 1992 gaf cabaretier Freek de Jonge Jopie Huisman de eretitel: schilder van het mededogen.
Huisman wist wat er in de wereld te koop was, maar had genoeg aan zijn eenvoudige bestaan in de Holle Mar bij Workum. In dit Friese Paradijs genoot hij van de natuur en van zijn vuistdikke zelfgevangen en gerookte paling.