Kunstzinnige uitingen in de openbare ruimte kunnen in Rotterdam doorgaans rekenen op ongezouten commentaar. Zo’n gewenningsperiode duurt overigens nooit lang. En na een jaar of tien krijg je juist ruzie met de plaatselijke bevolking als je het in je hoofd zou halen om het beeld / de muurschildering / het bouwwerk te verwijderen. Sprekende voorbeelden van zulke gegroeide liefdes zijn ‘Erasmus’ (de Laurenskerk was aanvankelijk tegen ‘het afgodsbeeld’ van deze humanist), ‘De Verwoeste Stad’ van Ossip Zadkine (de gewone man vond het veel te modern) en ‘De Belichaamde Eenheid’ van Wessel Couzijn, voor het Unilever-gebouw (kreeg van het personeel van deze multinational de bijnaam ‘De roestbak’).

Santa Claus
Santa Claus

De ontvangst van ‘Santa Claus’ van de Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy viel in de categorie ‘lauw’. Toen de vermeende kerstboom die Santa in zijn hand had echter een erotisch hulpstuk bleek te zijn, kreeg het animo van de omwonenden te maken met een serieuze dip. Het beeld werd tijdelijk geparkeerd op de binnenplaats van Museum Boijmans Van Beuningen. Inmiddels heeft ‘Kabouter Buttplug’ een vaste stek op het Binnenwegplein. De kerstman is zo’n vanzelfsprekend onderdeel geworden van de wijk dat de winkels in de omgeving het beeld als logo gebruiken. Toen de buttplug een onderdeel werd van de kerstversiering van de Oude Binnenweg was de cirkel helemaal rond.

Zoals je voetballers hun eigen prestaties niet moet horen uitleggen, zeker niet als ze dat in de tweede persoon enkelvoud doen, moet je, om een kunstwerk beter te willen begrijpen een kunstenaar niet vragen wat hij of zij bedoelt. Als hij dat beter met woorden zou kunnen zeggen, had hij wel een pamflet geschreven. Toch vragen we kunstenaars in toenemende mate om uitleg. Kennelijk hebben we het geduld niet meer om te wennen aan een kunstwerk en het te laten acclimatiseren in de omgeving.

Sinds enige dagen staat op het Stationsplein een sculptuur van de Britse kunstenaar Thomas J. Price. Op donderdag 1 juni sta ik nog volledig blanco (vergeef me de uitdrukking) tegenover deze nieuwe aanwinst. Een eigenwijs gestileerd hoofd kijkt me uitdagend aan over een rondom het beeld geplaatst hekwerk. Noem het gerust liefde op het eerste gezicht.

Moments Contained
Moments Contained

Twee dagen later, het vier meter hoge kunstwerk is inmiddels onthuld, zie ik twee kinderen gefascineerd naar de gebeeldhouwde jonge vrouw kijken. Ze raken haar voorzichtig aan, kijken om zich heen of dat wel mag en richtten vervolgens hun blik vol ontzag omhoog. De vrouw staat er strijdbaar bij. Op een steenworp afstand kijkt een bewaker toe. Dat de vrouw hier in haar eentje op dit grote plein staat, geeft haar tegelijk iets kwetsbaars. Vrouwen zoals zij, zie je zelden alleen, ze lopen liever in groepjes. Het meest verrassende detail is dat deze sculptuur op gelijke hoogte, of beter gezegd op gelijke voet staat met ons. Ze staat niet op een sokkel en daarmee onderscheidt ze zich van een klassiek standbeeld.

Demonstratiebord tentoongesteld in de Kunsthal
Demonstratiebord tentoongesteld in de Kunsthal

Mijn opgetogenheid over deze oogstrelende aanwinst voor de stad wordt wreed verstoord door de cynische column die Rosanne Hertzberger schrijft in de NRC (4 juni). In Nederland moet een positieve gebeurtenis kennelijk onmiddellijk worden verpest door een opmerking die getuigt van argwaan over de goede bedoelingen erachter, bij voorkeur als de euforie nog gaande is. Mijn eerste gedachte na lezing is: weer zo’n voorbeeld van een wetenschapper die geen antenne heeft voor kunstzinnigheid en die de balans tussen schoonheid en doelgerichtheid ten allen tijde in de richting van het laatste wil laten doorslaan. Als columnisten van een kwaliteitskrant hun culturele onbenul zo schaamteloos aan het papier toevertrouwen is het vanaf nu inkoppen geblazen voor de kunstbarbaren. Hertzberger vergelijkt de jonge vrouw met de op een sokkel gehesen witte zeehelden van weleer en stelt vast dat je tegenwoordig niks meer hoeft te kunnen om een held te zijn en vereerd te worden met een standbeeld. Weet ze het verschil niet tussen een standbeeld (statue) en een sculptuur (sculpture) vraag ik me af. Wat zegt de stichting Droom en Daad, aan wie we dit kunstwerk te danken hebben, eigenlijk over dit beeld?

The Distance Within
‘The Distance Within’ Harlem, New York

Op de website is onder meer een interview te lezen met de kunstenaar. Hoewel de vragensteller hem voortdurend politiek gevoelige uitspraken probeert te ontlokken, blijft Price net zo stoïcijns als zijn schepping. In 2021 werd zijn beeld ‘The Distance Within’ geplaatst in Harlem, New York. ‘De gemeenschap maakte er zelf een verhaal bij,’ aldus de kunstenaar. ‘De bevolking van Harlem kan de betekenis van mijn werk veel beter uitleggen dan ik.’

Een jaar geleden werd de beeldengroep ‘Warm Shores’ onthuld in Price’s woonplaats Londen. ‘De mensen, huilden van blijdschap,’ vertelt hij, ‘zij geven betekenis aan het werk. Ik wil niets dicteren.’

Warm Shores
Warm Shores, Londen

Die boodschap is in ieder geval niet aangekomen bij kunstcriticus Wilma Sütö. Met instemming van Droom en Daad (die haar essay publiceert) kauwt ze voor hoe het publiek in Rotterdam volgens haar zou moeten kijken naar het werk van Price. Het woord ‘standbeeld’ valt en daarmee ontstaat de onhandige vergelijking met de Hollandse helden. Sütö noemt ‘het standbeeld’ van Price ‘een kritische waardevolle revisie van de geschiedenis. Dit beeld balt een pijnlijke dynamiek samen van rassenbewustzijn en openlijke discriminatie.’

Gelukkig had ik dit tenenkrommende proza nog niet gelezen voordat ik onbevangen kennis maakte met de vrouw die haar Nikes zo stoer heeft geplant op het stationsplein van Rotterdam Centraal.