Onlangs kondigde de Minister President nieuwe maatregelen aan: Vanaf 1 juni mogen we geleidelijk weer beginnen met het bezoeken van cafés en restaurants en ook de scholen gaan mondjesmaat open. De NS geeft door middel van stickers aan, waar passagiers wel en vooral waar ze niet mogen gaan zitten. En iedereen in bus of trein moet een mondkapje dragen.

Negen weken lang ben ik de stad Rotterdam niet uit geweest. De confrontatie met de buitenwereld wilde ik zo lang mogelijk uitstellen. De gevolgen van een Corona-besmetting hoop ik te voorkomen. Het is niet alleen de horrorgedachte aan een buikligging op een IC-afdeling of wellicht een voortijdig overlijden, maar vooral het vooruitzicht om de rest van mijn leven met beschadigde longen verder te moeten. Op de televisie schuifelde een voormalige sportschoolleraar achter zijn rollator aan en die gedachte was bepaald niet bemoedigend.

Dan belt de EO. Zou ik in een radio-uitzending over muziek uit de seventies (naar aanleiding van de week van de jaren zeventig) mee willen praten in de studio? Ik informeer naar de veiligheidsmaatregelen en laat me overtuigen. De mondkapjes hebben we  in huis; mijn schoonmoeder maakt ze zelf. Ik kies voor een effen grijze voor de heenreis en voor terug een zwarte.

Seventies
Seventies

Nog voor ik incheck, bevestig ik het mondkapje en merk dat mijn bril meteen beslaat, zodat ik moeite heb om mijn pasje op de juiste manier voor het poortje te houden. In het station is het niet druk. Op het perron wordt de gewenste afstand tussen mensen in tegels uitgedrukt. Vijf stuks.

Daar is de trein. Voorzichtig schuif ik mijn mondkapje iets lager, zodat er een gleufje ontstaat waardoor mijn uitademing gemakkelijker kan ontsnappen. Als mijn brillenglazen weer voldoende beeld doorlaten, valt me op, dat de passagiers die uitstappen geen van allen iets voor hun mond hebben. Ik stap in en volg de pijlen die aangeven dat ik aan de raamzijde dien plaats te nemen.

Het is geruststellend dat er niemand naast me mag zitten. Als we gaan rijden, begeef ik me in een vrijwillige cocon. De bril gaat af, ik houd mijn leesvoer vlak voor mijn ogen en ik doe mijn draadloze oortjes in, zodat ik alleen maar muziek hoor.

In Gouda komen nieuwe reizigers de coupé binnen, enkele stelletjes gaan naast elkaar zitten. Dat mag toch niet? Heb ik de regels niet goed begrepen? Die maatregel is toch bedoeld om het NS personeel een veilig doorkomen te bieden? Onze conducteur laat zich vandaag niet zien. Verstandig.

In Utrecht moet ik overstappen. Het is tamelijk druk op dit station, maar ook hier draagt vrijwel niemand een mondkapje. Volgens de NS-app moet ik op perron 2 zijn, maar op het display van het perron staat: ‘Niet instappen’. De passagiers negeren ook die boodschap en als de tijd dringt, ga ik ook maar naar binnen. Iemand lacht hard en ik vang het woord ‘mondkapje’ op.

Mediapark
Mediapark

Op het Mediapark is het verademend stil. Ik ben op tijd en wandel op mijn gemak over het terrein. Af en toe kom ik iemand tegen die me vriendelijk groet of toeknikt als waren we lotgenoten.

In de studio verloopt het gesprek naar wens. Na mij wordt een jurist geïnterviewd die vindt dat kerken assertiever moeten opkomen voor hun rechten: ‘Als cafés en restaurants hun deuren openen, hebben kerken ook het recht om samenkomsten te organiseren,’ zegt de man verontwaardigd. Ik wil reageren, maar de regisseur gebaart dat het onderwerp al weer veel te lang aan bod is geweest. Tijd voor muziek.

Als de microfoon uitstaat, vertel ik over mijn ervaringen in het Openbaar Vervoer: ‘Ik was de enige met een mondkapje.’

‘Mondkapjes zijn pas vanaf 1 juni verplicht,’ zegt de presentator. Ik probeer de logica van deze redenering tot me te laten doordringen. Na de uitzending verlaat ik het Mediapark. Aan het einde van de looptunnel naar het station is geen enkel licht te zien.