Op 15 oktober 1922 bezorgde de verschijning van het gedicht The Waste Land T.S. Eliot (1888 – 1965) wereldfaam. Ineens leek alles wat daarvoor geschreven was ouderwets. Historicus Rob Hartmans onderzocht de betekenis van Eliot voor hedendaagse lezers.

Terwijl Hartmans werkte aan zijn studie over de Amerikaans-Britse dichter reageerde zijn omgeving sceptisch. Dacht hij echt dat er nog iemand geïnteresseerd was in deze conservatieve, vrouwvijandige, witte antisemiet? Deze vooringenomen reacties hebben Hartmans gelukkig niet tegengehouden om een boek te schrijven dat hij zelf graag had willen lezen.

In zijn inleiding benadrukt Hartmans dat hij anglist, literatuurwetenschapper, noch poëziecriticus is. De onbevangenheid waarmee de historicus zijn onderwerp benadert, werkt juist aanstekelijk, verhelderend en overtuigend. Niet alleen schrijft Hartmans in een prettig leesbare stijl, hij begrijpt ook dat een term als ‘modernisme’ niet voor iedereen gesneden koek is.

Vlak voordat Hartmans zijn manuscript inleverde, verscheen het tweede deel van de Eliot-biografie. De Schotse dichter en literatuurhistoricus Robert Crawford analyseert daarin onder meer de lang verborgen gebleven brieven van Eliot aan diens vriendin Emily Hale. Ook zonder uitgebreid op deze correspondentie in te gaan heeft Hartmans genoeg te melden over de veelzijdige, talentvolle, originele, eigenzinnige dichter, (drama)schrijver, criticus en uitgever die in 1948 de Nobelprijs voor literatuur in ontvangst mocht nemen.

Rob Hartmans
Rob Hartmans

Het boek begint met een korte biografische schets van het leven van de in Saint Louis, Missouri (VS) geboren Eliot. In 1914 ontving hij een beurs om te kunnen studeren in Oxford. Daar voelde Eliot zich zo thuis dat hij het grootste deel van zijn leven in Engeland bleef wonen. Hartmans stipt in dit hoofdstuk al enkele issues aan waar hij later in zijn boek uitgebreider op ingaat, zoals de invloed van de Eerste Wereldoorlog, Eliots Amerikaanse wortels, zijn onconventionele conservatisme, zijn bekering, zijn antisemitisme, zijn omgang met vrouwen en de vraag hoe groot zijn invloed als uitgever en criticus was.

Het is plezierig om door Hartmans bij de hand te worden genomen en zo de zeer eigen manier van denken van Eliot beter te leren begrijpen. Allereerst staat Hartmans stil bij de vraag wat Eliot zo’n uitzonderlijke dichter maakt. The Waste Land is een gedicht over een wereld die door de Eerste Wereldoorlog onherkenbaar was veranderd. Eliot liet zich voor dit werk inspireren door onder meer Dantes Inferno en Joseph Conrads Heart of Darkness. Aanvankelijk was de tekst langer, weelderiger en onsamenhangender dan in de uiteindelijke versie. De rol van de met Eliot bevriende redacteur Ezra Pound in dit proces is moeilijk te overschatten. De eveneens in Amerika geboren Pound, die later toegaf behoorlijk jaloers te zijn geweest op dit meesterwerk, hanteerde een vlijmscherp correctie-mes. Na het verwijderen van onnodige ballast hield hij een krachtige kern over van 433 regels waarin de interbellum-generatie zich herkende:

April is the cruellest month, breeding

Lilacs out of the dead land, mixing

Memory and desire, stirring

Dull roots with spring rain.

(April is de grimmigste maand, hij wekt / Seringen uit het dode land, vermengt / Herinneringen en verlangen, port / Lome wortels op met lenteregen.)

The Waste Land
The Waste Land

Het gedicht sloot perfect aan bij de tijdgeest, The Waste Land was de ultieme weerspiegeling van ‘de hongerdood van de beschaving’. Omdat Eliot een moderne wereld beschreef waarin zekerheden waren weggevallen, noemde men hem een ‘modernist’. Zelf was hij niet gelukkig met dat etiket.

De hoofdstukken over Eliots geestelijke en maatschappelijke ontwikkeling in de jaren twintig en dertig vormen de overtuigende kern van dit boek. Als uitgever van Faber en Faber en  hoofdredacteur van het tijdschrift The Criterion werd Eliot de spil van de Engelstalige literaire wereld. Hij voelde zich thuis in intellectuele gezelschappen als de Bloomsbury-groep, maar paste zijn mening nooit aan om bij anderen in het gevlei te komen. In de jaren twintig en dertig schreef hij spraakmakende essays over de plaats van literatuur in een op drift geraakte maatschappij. Hoewel Eliot zich lang afzijdig probeerde te houden van politiek, bleek dat voor hem niet vol te houden.

T. S. Eliot

T. S. EliotDe uitzichtloosheid die hij beschreven had in The Waste Land was geen situatie waar hij zich bij neer wenste te leggen. Eliot vond dat de mensheid lessen moest trekken uit het verleden en hij werd om die reden steeds meer beschouwd als conservatief. Dat beeld klopt slechts gedeeltelijk. Als uitgever keerde hij zich bijvoorbeeld tegen het verbieden van boeken met een zinnenprikkelende of anderszins obscene inhoud als Lady Chatterley’s lover van D.H. Lawrence en Ulysses van James Joyce. ‘Als je alle platvloerse lectuur wilt verbieden, kun je wel aan de gang blijven,’ was zijn nuchtere commentaar.

In 1928 richtte Eliot in een van zijn essays zijn pijlen op het fascisme. Hij begreep de aantrekkingskracht van de grote nieuwe volksbewegingen. Door het verdwijnen van religie in het openbare leven ontstond volgens hem een geestelijke leegte. Liberalen beschouwden de ontkerkelijking als een verworvenheid en een bevrijding. Eliot zag dat mensen met lege handen kwamen te staan na het verwerpen van kerk en geloof: ‘Geestelijke luiheid en het verlangen naar bezieling vormen de ideale voedingsbodem voor totalitaire bewegingen.’ De apathische massa was volgens Eliot alleen nog te beïnvloeden door hevige emoties. Zijn waarschuwende woorden zouden in de krant van vandaag niet misstaan: ‘Het liberalisme wil de mensen bevrijden van hinderlijke beperkingen en hen ruim baan geven. Waarheen die weg moet leiden, weet echter niemand. Dit richtingloze vrijheidsstreven vernietigt sociale verbanden en verandert de samenleving in een marktplaats waar alles te koop is. Zo verdwijnt op den duur het onderscheid tussen wijsheid en de waan van de dag.’

 

Signature
Handtekening

Vanaf de tweede helft van de jaren twintig groeide bij T.S. Eliot de overtuiging dat de westerse beschaving slechts hersteld en gered kon worden door ‘het solide fundament van het christelijk geloof’. Eliots bekering was geen geestelijke blikseminslag maar een niet te weerleggen uitkomst van scherp observeren en zorgvuldig nadenken.

In de Verenigde Staten was Eliot opgegroeid als unitariër. Later omschreef hij het unitarisme (een lichte variant van het protestantisme) spottend als ‘de religie van de blauwe lucht, het gras en de bloemen.’ In 1927 trad hij toe tot de anglo-katholieke kerk, een subdenominatie van the Church of England. Eliot betreurde de reformatie die in Engeland het gevolg was geweest van een bedenkelijk conflict tussen Henry VIII en de paus. Geloof, samenleving en cultuur hoorden volgens Eliot een eenheid te vormen, zodat hij via deze route toch lid kon worden van de anglicaanse kerk.

Murder in the cathedral

Murder in the cathedralOmdat Eliots bekering zo geleidelijk was verlopen, merkten de meeste mensen de verandering van zijn poëzie niet meteen op. De boodschap van het kerstgedicht The Journey of the Magi (1927) ontging veel critici. In eerdere poëzie had Eliot immers ook al verwezen naar allerlei religieuze en culturele tradities. Vanaf de verschijning van For Lancelot Andrews: Essays on Style and Order (1928) kon het niemand meer ontgaan: Eliot omschreef zichzelf in die bundel als classicist in literature, royalist in politics and anglo-catholic in religion.

Progressieve vrienden van de literaire Bloomsbury-groep, zoals Virginia Woolf, reageerden geschokt: ze beschouwden Eliots overstap naar het christelijk geloof als een knieval, zelfs als verraad. Toch verminderde de kwaliteit van zijn poëzie niet. Zijn poëtische geloofsbelijdenis Ash-Wednesday (1930) werd positief ontvangen. De meeste lezers namen het christelijke karakter ervan op de koop toe. ‘Geloven is niet hetzelfde als stoppen met denken,’ maakte Eliot duidelijk in verschillende essays.

Cats

CatsDe hoofdstukken over Eliots moeizame verhouding tot ‘de vrouw’ en enkele ongelukkige antisemitische uitlatingen in zijn privécorrespondentie en zijn werk sprankelen minder. Hartmans beperkt zich tot een opsomming van feiten, weerleggingen en verzachtende omstandigheden. Eliots eerste huwelijk was een drama, waarvan je hooguit kunt zeggen: hij was met de verkeerde vrouw getrouwd. Zijn aan pillen verslaafde echtgenote Vivien Haigh-Wood moest worden opgenomen in een psychiatrische kliniek. Ondertussen was Eliot (opnieuw) bevriend geraakt met Emily Hale, een zielsverwant met wie hij veel correspondeerde. Na Viviens overlijden trouwde hij met zijn jonge secretaresse Esmé Valerie Fletcher. In zijn werk was Eliot bepaald niet vleiend over vrouwen, al verbeterde dat enigszins na zijn bekering. Daarbovenop deed Eliot ongelukkige antisemitische uitspraken die pijnlijk zijn om te lezen, hoe vaak Hartmans ook beweert dat je ze ‘in de context van die tijd’ moet zien. Nee, Eliot was geen heilige.

Het besproken boek
Het besproken boek

Eliot schreef overigens niet uitsluitend zware literaire kost. Toneelstukken als Murder In The Cathedral (1935) en The Cocktailparty (1949) waren geliefd bij een groot publiek. Zijn kattengedichten, gebundeld in Old Possum’s Book of Practical Cats (1939) stonden aan de basis van de succesvolle musical Cats (Andrew Lloyd Webber, 1981). In Amerika en het Verenigd Koninkrijk is Eliots poëzie nog altijd een vast onderdeel van het onderwijscurriculum. Verwijzingen naar zijn teksten vind je terug in songs van Tom Waits, David Bowie, Van Morrison, Arcade Fire en Bob Dylan. In Nederland is Eliot veel minder bekend. Het is te hopen dat dankzij dit bevlogen geschreven boek meer Nederlanders zich gaan verdiepen in het levendige, speelse, ritmische, melodieuze en bij tijden zelfs swingende werk van deze originele Amerikaans-Britse dichter, dramaschrijver en denker.

Uitgelichte foto: ‘T.S. Eliot’ door Patrick Heron (National Portrait Gallery, London)