Drieëntachtig jaar geleden (14 mei 1940) werd Rotterdam in het hart geraakt door Duitse bommen. De brandgrens begint op de Willemskade, waar tegenwoordig de watertaxi aanlegt. Een grote ronde gedenksteen toont het gebied dat destijds werd verwoest. De bommenwerpers kwamen vanuit het zuiden de Maas over en deden hier vanaf 13.27 uur hun vernietigende werk. De ledverlichting is uit, maar de in het plaveisel weggewerkte gedenk-rondjes zijn zichtbaar en het is niet moeilijk om de route in noordelijke richting via de Maasstraat te volgen. Op de hoek zijn de eerste yogalessen weer begonnen. Ik zie stadgenoot J. fietsen, die me verbaasd vraagt wat ik aan het doen ben. ‘Ik probeer de brandgrens te volgen,’ zeg ik ‘en tot nu toe lukt me dat aardig.’
‘Je bent dus in je eentje 14 mei aan het herdenken,’ reageert hij. Zo kun je het inderdaad bekijken. In de buurt van de Erasmusbrug, waarvan de aanleg deze omgeving ook al drastisch heeft veranderd, raak ik het spoor echter bijster. Gelukkig heb ik een plattegrond bij me, waarop de wandelroute is beschreven. De Zalmhaven was vroeger een echte haven, waar zalm en oesters aan land werden gebracht. De haven is inmiddels gedempt, zodat dit stukje Rotterdamse vissersgeschiedenis volledig is verdwenen.
De Westzeedijk was in de tijd voor het ingenieuze Deltaplan, een heuse zeedijk, die dit gebied zoveel mogelijk bescherming bood. Het gebouw van de GGD aan de Schiedamsedijk was net klaar toen de Duitse vliegtuigen kwamen. De bommen zijn precies om het gebouw heen gevallen.
De brandgrens loopt rondom de Waalse kerk aan de Schiedamse Vest, maar dwars door de Schotse kerk. De aanwezigheid van zoveel verschillende kerken in de stad had te maken met de vele zeelieden die hier vanuit de hele wereld tijdelijk neerstreken. Maar ook de kunst stond in aanzien: vroeger bevond zich aan de Keerweerlaan het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen waar onder meer het Concertgebouworkest regelmatig speelde.
De Witte de Withstraat werd voor de oorlog de Rotterdamse Fleetstreet genoemd. De Nieuw Rotterdamse Courant berichtte al in de jaren dertig kritisch over nazi-Duitsland. Zelfs zo kritisch dat de havenbaronnen vriendelijk doch dringend verzochten of de journalisten hun toon wat wilden matigen, want dit ging ten koste van de handel. In de Rotterdamse Kunstkring vonden allerlei tentoonstellingen plaats, zoals de demonstratie van de eerste kerktelefoon. Krant en kring bleven gespaard, het oostelijk deel van de Witte de Withstraat lag in puin.
Waar nu de Westblaak ligt, was voor de oorlog niets. De Westblaak werd ontworpen naar het voorbeeld van de Ramblas in Barcelona. De Bijenkorf bleef deels gespaard, maar werd na de oorlog alsnog afgebroken, waardoor sommige mensen zeiden dat de wederopbouw minstens zo schadelijk voor de stad was geweest als de Duitse bommen.
Op de Oude Binnenweg zat Olympia, de bioscoop van Abraham Tuschinski. In Theater Mefisto (met de bijnaam Negro Palace) vonden jazzconcerten plaats. De Oude Binnenweg was ook toen al gezellig en de mensen kochten hier lekkernijen als uierboord en patates frites. De manege werd na de oorlog verplaatst naar Kralingen omdat de paardenmeisjes zich steeds minder op hun gemak voelden in de Oude Binnenweg-buurt. De aangetaste reclameschildering op de muur van nummer 102 is een stille getuige van het bombardement.
Aan de oude Westersingel zat het Toonkunst-conservatorium waar directeur Willem Pijper modern-klassieke muziek propageerde. Ook de nabijgelegen dansschool had een eigentijdse aanpak. Mensen zagen na het bombardement zebra’s en struisvogels uit de nabijgelegen diergaarde over de steenhopen huppelen. De roofdieren waren net op tijd doodgeschoten.
Het huidige station is het vierde treinstation. Het eerste lag veel oostelijker. In 1875 heette dat station Delftse Poort, twee jaar later kwam er een Tweede Station Delftse Poort. Na de oorlog, in 1957, werd het door Sybold van Ravesteyn ontworpen Rotterdam Centraal geopend. In 2013 was het huidige station klaar. De diergaarde van voor de oorlog bevond zich op de plek waar nu het grote stationsplein ligt.
Langs het spoor lagen verschillende spoortuintjes. Mensen hielden daar onder meer tropische dieren. Uiteindelijk werd in Blijdorp de huidige dierentuin geopend, net als het vorige station ontworpen door Sybold van Ravesteyn.
Het Noordelijke deel van de route loop ik met stadgenoot R. We lopen langs de wolkenkrabber, die ook al Delftse Poort heet. Aan de linkerkant zien we het voormalige Postkantoor met de prachtige glas-in-loodraampjes uit de jaren vijftig.
Via de Delftsestraat lopen we langs Popzaal Annabel, die net als veel andere panden in deze wat troosteloze omgeving vrolijk versierd is met hedendaagse muurschilderingen. Vanaf hier volgen we de Schiekade onder de spoorlijn door tot aan de Roo-Valkstraat waar de brandgrens zichtbaar is tussen nummer 26 en nummer 22. De straten liggen hier open, en dat is niets bijzonders want in deze stad wordt altijd wel iets gebouwd.
Bij de Noordsingel slaan we rechtsaf en staan stil voor de huisnummers 70 en 72. Oud en nieuw, schouder aan schouder. Een mooi voorbeeld van aantrekkelijk, hedendaags bouwen is De Nasserij dat in de volksmond Klein Volendam wordt genoemd. Via een knusse conglomeratie van watertjes, bruggetjes en binnentuinen naderen we de Rotte. Nu lijkt het een stroompje van niks, ooit was dit de rivier die we terugzien in de naam Rotterdam. Aan de Rechter Rottekade zouden zich de oudste huisjes van Rotterdam moeten bevinden. Vertwijfeld kijken we rond. ‘Dit zullen ze zijn,’ zegt mijn reisgenoot. Ik draai me om en zie vakkundig ingepakte gevels die kennelijk worden gerenoveerd. De drie oude koopmanshuizen dateren uit 1700. Hoewel ik hier vaak ben langsgefietst heb ik ze altijd over het hoofd gezien. Vanaf vandaag zal dat niet meer gebeuren. Op een dag zal ik de oude gevels, die de bommenregen hebben doorstaan, waardig toeknikken.
In Crooswijk is de brandgrens moeilijk te volgen omdat alles wat nog overeind stond voor het gemak ook maar is afgebroken. Toch zijn er ook in deze wijk interessante plekken te vinden. Bijvoorbeeld de Hugo de Grootstraat. Iedereen kent de Jamin-snoepwinkels, maar hier stond ooit de suikerwerkfabriek waar Crooswijkse meisjes hun geld verdienden. Meneer Jamin woonde zelf in een schitterende villa aan de deftige Parklaan. Jamin begon als eenmanswinkel maar wist zich zo goed te profileren dat de filialen zich inmiddels in het hele land bevinden. Jamin was een gewiekste zakenman. Om ook op zondag nog iets te kunnen verdienen, bedacht hij het concept: snoepautomaat. De meisjes betaalde hij zo weinig mogelijk. Toen ze protesteerden en het werk voor een dag neerlegden, hoefden ze niet terug te komen en plaatste hij een advertentie waarin hij om nieuwe meisjes vroeg. Het schilderij dat hem werd aangeboden als jubileumgeschenk had de directeur zelf ‘namens het gehele personeel’ laten maken. De fabriek is in 1980 alsnog afgebroken.
De Veemarktstraat herinnert aan de vrolijke chaos van de veehandel destijds. De koeien liepen hier over de weg en in de wijk vermengden de zoethoutgeuren van meneer Jamin zich met de koeienstront van de veemarkt. De Noordelijke route eindigt aan de Boezem. De groene strook langs de Warande herinnert aan een ambitieus naoorlogs plan van Stadsbouwmeester Witteveen. Hij wilde naar het model van Brooklyn prachtige parkways aanleggen die Rotterdam internationale allure moesten geven. Het verkeer zou zich gaan verplaatsen door parkachtige landschappen en pastorale passages. De Warande laat een eerste aanzet zien, maar het hele plan stagneerde omdat Witteveen de handen niet langer op elkaar kreeg: ‘Zo’n park is leuk, maar je koopt er niks voor.’
Lees verder op de volgende pagina