Als robots het werk van mensen overnemen, wat gaan wij dan doen met onze vrije tijd? Ian McEwan (1948) laat in zijn fascinerende nieuwe what-if-roman Machines zoals ik zien hoe diep kunstmatige Intelligentie kan ingrijpen in onze manier van leven. De Britse meesterschrijver bekijkt de voortschrijdende techniek van allerlei kanten en concludeert dat kunstmatige intelligentie de nodige ethische en morele consequenties heeft.

Hoofdpersoon Charlie Friend, niet bepaald een inspirerend figuur trouwens, is in staat dankzij een flinke erfenis een prototype aan te schaffen van een op een mooi mens lijkende robot. Tot zijn spijt blijken de ‘Eva’s’ uitverkocht te zijn en moet hij zich tevreden stellen met een ‘Adam’. Vanaf het moment dat Charlie zijn nog naakte mannelijke robot aansluit op het lichtnet komt ook de roman tot leven. Adam doet er lang over om op te laden, maar McEwan weet de nieuwsgierigheid zo te prikkelen dat je nauwelijks kunt wachten op de kennismaking met dit artificiële wezen.

Cover
Cover

De zeer tot de verbeelding sprekende gebeurtenissen maken dit boek tot een boeiend gedachte-experiment. Charlie heeft een eetafspraak met zijn bovenbuurmeisje Miranda, maar voordat ze aanbelt, heeft Adam haar digitale geschiedenis al geanalyseerd. Wanneer Charlie opstaat om de deur te openen, fluistert de robot hem in dat het meisje niet te vertrouwen is. Daarmee is het zaad van de twijfel gezaaid.

Charlie besluit Adam niet helemaal zelf te programmeren (omdat de robot dan een kloon van hem zou worden) maar hij vraagt Miranda de helft van de gegevens in te vullen. Daarmee wordt Adam een project van hen samen. Sterker nog, de robot wordt in feite hun digitale kind. McEwan contrasteert dit robotkind met een echt adoptiekind, waarmee hij de verschillen tussen mens en machine goed voelbaar maakt.

Ian McEwan
Ian McEwan

Het is interessant om te bedenken hoe Charlie zou zijn omgegaan met een vrouwelijke robot, inclusief de mogelijke seksuele implicaties. Dat Adam het bed deelt met Miranda is psychologisch gezien echter nog geraffineerder. Zeker als Miranda ontkent dat ze ontrouw is geweest: ‘Hoe zou ik je kunnen bedriegen met een machine?’ Robots mogen dan geen empathie of wraakgevoelens kennen, mensen hebben daar nog wel mee te maken. McEwan vergelijkt zijn Adam met de Bijbelse oermens. Dat begint al bij de naakte Adam die zijn ‘eigenaar’ vraagt om kleding. Ook McEwans Adam rebelleert na verloop van tijd tegen zijn ontwerper en wil het liefst diens plaats innemen. En deze Adam is evenzeer van zijn stuk als hij voor het eerst oog in oog staat met een Eva.

Eva
Eva

De volgens algoritmes redenerende Adam houdt de mensen in zijn omgeving een morele spiegel voor. Zelfs goedwillende burgers hebben een tweede natuur ontwikkeld voor ‘leugentjes om bestwil’ en voor ‘slimmigheidjes’ waarmee ze anderen aftroeven. Adam blijft in iedere situatie onpartijdig. McEwan toont aan dat een door algoritmes aangestuurd geweten logischer en rationeler redeneert dan de per definitie troebele menselijke geest. Charlie en Miranda moeten voor de adoptie van de kleine Mark gegevens verstrekken betreffende hun justitiële verleden. Adam is van mening dat Miranda een nooit bewezen overtreding moet opbiechten, ook als ze in de gevangenis belandt en de adoptie om die reden niet door kan gaan. Het is dus maar de vraag of een rationeel en consequent geweten beter is of zuiverder dan dat van door emoties gestuurde mensen.

Ten slotte komt de betekenis van literatuur aan bod. Adam kent zijn klassiekers en citeert moeiteloos uit Shakespeare en de oude Grieken. Volgens de robot wordt de romankunst door de komst van kunstmatige intelligentie overbodig, omdat literatuur bestaat bij de gratie van leugens, gecompliceerde verhoudingen en menselijke onvolmaaktheden. Intussen is Machines zoals ik het overtuigende bewijs dat de romankunst op dit moment nog volop bestaansrecht heeft!

Nederlandse boekomslag
Nederlandse boekomslag

Ian McEwan – Machines zoals ik, roman. Vertaald door Rien Verhoef. Uitgeverij De Harmonie, 2019. 416 blz.  € 24,90.